Verkenning modellen en bestuursvormen

NOTITIE BESTUURLIJKE INRICHTING SWV 26-05

Besturenoverleg SWV 26-05 Versie 4.0

29 november 2012

1

Inhoudsopgave

Bladzijde

Inleiding

3

1.

Doel en taken van het samenwerkingsverband

5

2.

Bestuurlijke inrichting

5

-

rechtsvorm coöperatieve vereniging bestuursmodel rollen bestuur, directeur en alv opstellen toezichtskader samenstelling/omvang bestuur onafhankelijk voorzitter besluitvorming mediation en geschillenregeling medezeggenschap dagelijkse leiding directeurenoverleg

Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3

5 6 7 8 10 10 11 12 12 13 14 14

Deelnemende schoolbesturen (verplicht) SO-schoolbesturen met leerlingen uit 26.05 Overzicht besluiten bestuurlijke inrichting

2

Inleiding Het wetsvoorstel passend onderwijs en bijbehorende AmvB bepalen dat in het nieuwe te vormen regionale samenwerkingsverband de 26-05 in totaal 19 schoolbesturen dienen te participeren. Zie bijlage 1. Daarnaast zijn er naar verwachting meerdere SO schoolbesturen welke van de zogenaamde ‘opting- in’ regeling gebruik willen gaan maken en derhalve, zonder een vestiging in de regio van 26-05 te hebben, aan het nieuwe samenwerkingsverband deel te willen nemen. Het gaat hierbij met name om schoolbesturen te Utrecht die so-leerlingen uit deze regio onderwijs geven. Op dit moment lopen met deze schoolbesturen gesprekken over opting-in. Het gaat om 15 so-besturen waarvan ca 7 besturen een substantieel aantal leerlingen uit deze regio hebben. Zie bijlage 2. Het is dus denkbaar dat in totaal ca 26 schoolbesturen het nieuwe samenwerkingsverband vormen. Om het proces rondom de nieuwe samenwerking zorgvuldig te doorlopen hebben de bovenstaande 19 schoolbesturen besloten om middels een bescheiden projectorganisatie de (gewijzigde) samenwerkingsmogelijkheden te verkennen. De werkgroep bestuurlijke inrichting heeft er voor gekozen om samen met CPS voorstellen tot samenwerking te onderzoeken. De voorstellen van de werkgroep bestuurlijke inrichting hebben tot de notitie bestuurlijke inrichting (versie 2.0) geresulteerd. De notitie is besproken op het besturenoverleg van het nieuwe samenwerkingsverband op 13 november en heeft daar met enige wijzigingen de instemming ontvangen van de deelnemende schoolbesturen. In deze notitie zijn de wijzigingen van het overleg verwerkt (versie 3.0) en zijn de voorstellen van de werkgroep vervangen door besluiten van het besturenoverleg. In Bijlage 3 treft u een overzicht aan van alle besluiten over de bestuurlijke inrichting. Deze notitie vormt de basis voor de verdere uitwerking in de vorm van statuten etc. door de werkgroep bestuurlijke inrichting.

3

1.

Doel en taken van het samenwerkingsverband

Het wetsvoorstel passend onderwijs stelt het SWV 26-05 ten doel: “een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen (WPO-scholen en WEC-scholen voor zover daar speciaal onderwijs wordt verzorgd) te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen”. Daarbij heeft het SWV 26-05 in elk geval tot taak (zie Referentiekader): a. het vaststellen van een ondersteuningsplan; b. het verdelen en toewijzen van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen; c. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven; d. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven. Nieuwe situatie De taakstelling van het nieuwe samenwerkingsverband wordt groter; het samenwerkingsverband ontvangt niet alleen de middelen voor de lichte ondersteuning maar ook voor de zware ondersteuning. Het budget zal dan ook verveelvoudigen omdat de middelen voor extra ondersteuning voor cluster 3 en 4 en de huidige rugzakmiddelen worden toegevoegd aan het budget van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband bepaalt straks hoe de verdeling van de middelen plaatsvindt en bepaalt ook op basis van welke criteria en procedure de leerlingen tot cluster 3 en 4 toelaatbaar worden verklaard. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden nemen dus toe. Ook de samenstelling van het samenwerkingsverband verandert. De soschoolbesturen vormen samen met de bao/sbo-schoolbesturen het nieuwe samenwerkingsverband. De huidige verbanden in de regio zullen per 1 augustus 2014 niet meer bestaan. Het nieuwe samenwerkingsverband dient uiterlijk per 1 november 2013 te zijn gevormd middels het oprichten van een rechtspersoon voor dit doel.

4

Bestuurlijke inrichting Voor de bestuurlijke inrichting van het samenwerkingsverband 26-05 geldt: ‘vorm volgt inhoud’. Eerst zodra het bestuur i.o. een besluit over de inhoud heeft genomen (zoals over de missie, visie, de ondersteuningsniveaus) kunnen over de rechtsvorm en bestuurlijke structuur definitieve besluiten worden genomen. In de onderstaande tekst doet de werkgroep voor diverse onderdelen voorstellen om tot een bestuurlijke inrichting te komen. Ten aanzien van de onderdelen waarvan de werkgroep (nog) geen voorkeur kan aangeven, zijn meerdere mogelijkheden vermeld. Rechtsvorm Er -

zijn 3 verschillende mogelijkheden: vereniging stichting coöperatieve vereniging.

Binnen een stichting is het mogelijk om met een eenlaagsmodel te werken: alle schoolbesturen leveren een vertegenwoordiger in het bestuur van de stichting. Gelet op het grote aantal schoolbesturen en de gewenste slagvaardigheid ligt een tweelaagsmodel meer voor de hand. Dit kan worden gerealiseerd met een vereniging. In een vereniging is immers sprake van: - een algemene vergadering (ledenvergadering); - een bestuur. Niet alle schoolbesturen hoeven in het bestuur zitting te nemen. De belangrijkste besluiten vallen in de ledenvergadering die tweemaal per jaar plaatsvindt (o.a. goedkeuring begroting, ondersteuningsplan, jaarverslag, jaarrekening etc.). De algemene vergadering fungeert als algemene toezichthouder en geeft het bestuur de opdracht om namens de leden het toezicht te organiseren richting de directeur van het samenwerkingsverband. Hieronder wordt nader ingegaan op de scheiding van bestuur en toezicht die moet worden aangebracht en de verschillende taken en bevoegdheden voor algemene vergadering, bestuur en directeur. Andere redenen om voor een vereniging te kiezen zijn: Op basis van deze uitgangspunten wordt gekozen voor het verenigingsmodel. Overwegingen hierbij zijn: - De democratische legitimatie is bij de vereniging beter dan bij de stichting geborgd doordat alle schoolbesturen lid zijn van de vereniging en via de algemene ledenvergadering (ALV) hun stem kunnen uitbrengen. 5

-

-

-

-

Bij een stichting geldt dat de binding tussen het schoolbestuur en de stichting middels een aansluitingsovereenkomst moet worden geregeld, om te voorkomen dat de stichting of een schoolbestuur zich niet houden aan gemaakte onderlinge afspraken. Bij de vereniging is de binding al geregeld door middel van het lidmaatschap van de vereniging en is een aparte aansluitingsovereenkomst niet nodig. Doordat alle schoolbesturen lid zijn van de vereniging is er ook eigenaarschap (de vereniging is van de leden). Dit eigenaarschap is bij de stichting moeilijker te realiseren omdat de stichting een aparte zelfstandige juridische entiteit is. Wel is het mogelijk een Raad van Toezicht in te stellen waarin alle schoolbesturen zitting hebben met een vertegenwoordiger maar een RvT zal minder ‘eigenaarsgevoel’ opleveren bij de schoolbesturen. In het verenigingsmodel kan slagvaardigheid worden bereikt doordat er twee organen zijn: het bestuur en de ALV. ‘Het bestuur bestuurt’principe is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en voorkomt dat de ALV op de stoel van het bestuur gaat zitten. Een slagvaardig bestuur van max 5-7 personen is gewenst. De ALV fungeert als intern toezichthouder en zal in de regel niet vaker dan 2 maal per jaar hoeven te vergaderen (goedkeuren ondersteuningsplan, begroting, jaarverslag, benoemen accountant, benoemen bestuursleden). De vereniging is in het Burgerlijk Wetboek juist gemaakt voor activiteiten waarbij een brede achterban aanwezig is (leden) en een klein bestuur die voor de leden de vereniging bestuurt en verantwoording aflegt aan de leden over het gevoerde beleid. De stichting kent zo’n maatschappelijke inbedding niet en kent daarom ook een ledenverbod.

Besluit 1 Op grond van bovenstaande overwegingen wordt gekozen voor het verenigingsmodel en niet voor het stichtingsmodel. Een vervolgkeuze die nog moet worden gemaakt is of het gaat om een ‘reguliere’ vereniging of een coöperatieve vereniging. Coöperatieve vereniging De coöperatie is een specifieke vorm van een vereniging en kent ook een algemene vergadering en een bestuur. De doelstelling is te voorzien in de “stoffelijke behoeften van de leden”. De leden hebben een dubbele relatie met de coöperatie: o Mede-eigenaar: invloed, zeggenschap via ALV, bestuur o Klant/afnemer: dienstverleningsovereenkomst met coöperatie. Een verschil met de gewone vereniging en de stichting is dat een coöperatie winst mag maken (hoeft geen doel te zijn) en winstdeling toelaat onder de leden. De coöperatie heeft een bedrijf dat bedrijfsmatig wordt gerund; het bedrijf verleent diensten aan de leden die als klant hiervoor betalen. De coöperatie 6

is ook geschikt voor het doen van gezamenlijke investeringen met spreiding van risico’s. De aansprakelijkheid van leden voor tekorten/schulden van de coöperatie kan worden beperkt of uitgesloten (Beperkte aansprakelijkheid of Uitgesloten Aansprakelijkheid). De coöperatie is primair gericht op verlenen van (betaalde) diensten aan leden, maar kan ook produkten vermarkten aan derden (mits geen hoofdactiviteit). De coöperatie kan in het kader van passend onderwijs gebruikt worden voor o.a.: o bundelen van bovenschools/bestuurlijke expertise en die beschikbaar stellen aan leden die daaraan behoefte hebben en hiervoor betalen (op basis van individuele dienstverlenings/deelnemersovk). Coöperatie als expertisecentrum; besturen die hieraan niet deelnemen dragen hiervoor ook geen verantwoordelijkheid; o doen van investeringen waaraan bedrijfsmatige risico’s zijn verbonden, bv nieuwe innovatieve arrangementen, experimenten, pilots; o bundelen van professionaliseringsvraag van scholen en fungeren als inkoper voor deze vragen bij aanbieders (inkoopcoöperatie) of als makelaar tussen vraag en aanbod. De werkgroep vindt de coöperatie een zeer interessant bestuursmodel vanwege de mogelijkheden die het biedt om het samenwerkingsverband ook bedrijfsmatige activiteiten voor de leden/schoolbesturen te ontplooien. De coöperatie kan ook als leeg bestuursmodel worden gestart; het is niet perse noodzakelijk om ook meteen coöperatief te gaan werken; de algemene vergadering bepaalt uiteindelijk of en welke dienstverleningsactiviteiten de coöperatie gaat ontplooien. Besluit 2 Er wordt gekozen voor een coöperatieve vereniging en ‘werkende weg’ te bezien of en wanneer de coöperatie gevuld gaat worden. De coöperatie wordt er een met ‘uitgesloten aansprakelijkheid’.

Bestuursmodel Binnen de coöperatie dient sprake te zijn van een scheiding van bestuur en toezicht. Het meest verstrekkende model is het Raad van Toezichtmodel. De werkgroep vindt dit model op dit moment niet passend voor het samenwerkingsverband. Het gaat om nieuwe taken, nieuwe partners waarbij ook een vorm van eigenaarschap en betrokkenheid hoort van alle schoolbesturen. Deze betrokkenheid wordt beter gewaarborgd met een bestuur en een algemene vergadering waarin vertegenwoordigers van schoolbesturen zitting hebben dan met een Raad van Toezicht. Een minder vergaand model is het Raad van Beheermodel waarbij sprake is van een directeur/bestuurder die optreedt als Dagelijks Bestuur en waarbij de overige bestuursleden optreden als toezichthoudend deel van het bestuur in het Algemeen Bestuur. 7

De werkgroep sluit het Raad van Beheermodel of het Raad van Toezichtmodel niet op voorhand uit, maar in de startfase ligt het meer voor de hand om te beginnen met een gemandateerde directeur. Bij mandaat blijft het bestuur verantwoordelijk en kan eventueel (in noodsituaties) ook ingrijpen. Er wordt in de startfase daarom gekozen voor het zogenaamde bestuur/directiemodel (functionele scheiding van bestuur en toezicht). Er wordt bewust gekozen voor een directie (of directeur, afhankelijk van de benodigde omvang) en niet een coördinator omdat het nieuwe samenwerkingsverband een professionele aansturing zal vergen; het gaat om een groot budget dat goed moet worden beheerd, met uitgebreide taken en verantwoordelijkheden, met veel partners binnen en buiten het samenwerkingsverband (denk ook aan gemeenten en jeugdzorg) waarbij de belangen van het samenwerkingsverband op een professionele wijze behartigd moeten worden. Het dagelijks bestuur wordt om die reden gemandateerd aan een directie, die onder verantwoordelijkheid van het bestuur en binnen de gestelde kaders werkzaam is en ook verantwoording aflegt aan het bestuur. Overwegingen om te kiezen voor dit model zijn de volgende geweest: • Het bestuur/directie model ligt het dichtst bij het huidige bestuursmodel van de huidige schoolbesturen/samenwerkingsverbanden en is daarmee herkenbaar voor iedereen en heeft in de praktijk goed gefunctioneerd. • Het samenwerkingsverband krijgt nieuwe taken erbij en heeft ook uitbreiding in aantal schoolbesturen (SO treedt toe). Aansluiten bij de huidige goede functionerende bestuurspraktijk heeft dan de voorkeur boven het Raad van Toezichtmodel of het Raad van Beheermodel (one tier model). • In dit model is het mogelijk om als bestuur eindverantwoordelijkheid en voldoende betrokkenheid te houden op het beleid als eigenaren van het samenwerkingsverband. • De scheiding van bestuur en toezicht krijgt gestalte doordat de uitvoerende bestuursbevoegdheden worden gemandateerd aan de directeur via een apart op te stellen managementstatuut. • Alle schoolbesturen hebben een gelijke positie (lid van de algemene vergadering met goedkeurende bevoegdheden). Besluit 3 Op grond van bovenstaande overwegingen wordt gekozen voor het bestuur/directiemodel. Het bestuur heeft een toezichthoudende rol. De directie is gemandateerd uitvoerder.

Rollen van bestuur, directeur en ALV 8

In dit bestuursmodel zal de ALV als interne toezichthouder fungeren. Het bestuur heeft op zijn beurt ook een toezichthoudende rol doordat het namens de ALV toeziet op de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de vereniging. In schema:

Algemene vergadering De algemene vergadering bestaat uit vertegenwoordigers van de ca. 26 schoolbesturen (1 vertegenwoordiger per bestuur). De ledenvergadering krijgt de taak van intern toezichthouder en is onder meer belast met goedkeuren van: - Ondersteuningsplan - Begroting - Jaarverslag - Benoemen accountant - Benoemen bestuursleden - Toezicht houden op beleid bestuur/doelen SWV. Deze rol kan worden vervuld door ca 2 maal per jaar te vergaderen. Om de leden voldoende betrokken te houden bij het samenwerkingsverband zal in het nog te ontwerpen toezichtskader worden bepaald dat de directie niet zal nalaten om die betrokkenheid te organiseren (bijvoorbeeld door het inrichten van een scholenoverleg). Ook wordt in de statuten bepaald dat een bestuurslid in principe voor 1 periode van 4 jaar wordt benoemd, zodat er een roulerend bestuurslidmaatschap is vanuit de leden. Bestuur Het bestuur van de vereniging is belast met het besturen. Hierbij wordt niet gekozen voor een uitvoerend bestuur, maar voor toezichthoudend besturen

9

waarbij de dagelijkse leiding is gemandateerd aan de directie van het samenwerkingsverband. De omvang van het bestuur is maximaal 5 leden. Taken van het bestuur: - Voorlopig vaststellen van ondersteuningsplan, begroting, jaarverslag voordat dit ter goedkeuring wordt voorgelegd aan ALV; - Benoemen van de directie van het SWV/werkgeversrol invullen; - Monitoren van de uitvoering van het ondersteuningsplan door directie; - Goedkeuren van verantwoordingsrapportages door directie; - Sparringpartner van directie Directie Het bestuur verleent een ruim mandaat aan de directie voor beleidsvoorbereiding en uitvoering. Taken van de directie zijn o.a.: - Uitvoeren ondersteuningsplan in overleg met de schooldirecties (directieoverleg nog nader vorm te geven; - Bewaakt de voortgang van de activiteiten en is verantwoordelijk voor kwaliteit uitvoering; - Evalueert, borgt en verbetert waar nodig de activiteiten van het SWV (plancyclus/kwaliteitssysteem); - Aansturing van personeel dat op basis van ondersteuningsmiddelen SWV werkzaam is (in dienstverband of op detachering) - Financieel beheer.

Opstellen Toezichtskader Om de ALV, bestuur en directie elk hun eigen rol goed te laten vervullen is het naast een formele bevoegdheden afbakening ook gewenst om inhoudelijk te formuleren waarop het toezicht van het bestuur (namens de ALV) zich moet richten en hoe dit toezicht wordt ingevuld. Het is gewenst dat het nieuw te benoemen bestuur in 2013 een toezichtskader opstelt(en voorgelegt ter goedkeuring aan de ALV) dat geldt als het bestuurlijk kompas voor het samenwerkingsverband. Het toezichtskader bevat een nadere uitwerking van wat juridisch al is geregeld in de statuten. Dit kader gaat over: Doelen/beoogde resultaten van het samenwerkingsverband (afgeleid van visie/missie/strategie) Grenzen voor handelingsruimte directie SWV; Verhouding bestuur en directie SWV; Interne werkwijze bestuur. De principes van Policy Governance worden hierbij toegepast (waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ENDS (doelen/resultaten) en MEANS (in te zetten middelen) zodat een samenhangend kader ontstaat en bestuur en ALV beter in positie zijn om toezicht uit te oefenen en uitvoering te monitoren en er een gemeenschappelijk richtinggevend kader is voor het bestuur. De opbrengst hiervan moet zijn dat dit een slagvaardige organisatie bevordert ( handelingsruimte directie is bekend) maar dat ook

10

verantwoordelijkheid en verantwoording goed is geregeld (zonder dat dit leidt tot bureaucratische rompslomp of veel papierwerk). Besluit 4 Het nieuwe bestuur krijgt de opdracht in 2013 een samenhangend toezichtskader vast te stellen en ter goedkeuring aan de ledenvergadering voor te leggen. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs te voldoen aan de eisen van Policy Governance; de PG-principes kunnen wel behulpzaam bij het vormgeven van het toezichtskader. Samenstelling en omvang bestuur Omdat het bestuur een toezichthoudende rol vervult namens de leden is het van belang dat het bestuur ook representatief is voor de leden: dit betekent dat in de samenstelling van het bestuur rekening wordt gehouden met de pluriformiteit van de achterban: grote besturen, kleine besturen en verschil in schooltypen: bao, sbo, en speciaal onderwijs (cluster 3/ 4).Daartoe wordt in de statuten opgenomen dat het bestuur een goede afspiegeling dient te zijn van de leden. Een van de uitgangspunten is een slagvaardig bestuur. Gekoppeld aan de rol van het bestuur past hierbij een samenstelling die dit ook weerspiegeld. Gekozen wordt voor een bestuur dat in de startfase uit 7 personen bestaat maar kan afslanken tot 5 personen in de structurele situatie (oneven om patstelling in besluitvorming te voorkomen). In de statuten wordt bepaald dat het bestuur uit 5-7 personen zal bestaan. De ALV bepaalt de omvang van het bestuur. Het eerste bestuur is als volgt samengesteld: 5 personen uit basisonderwijs 1 persoon uit sbo 1 persoon uit so. (de afgevaardigden zijn afkomstig uit de leden, en zijn derhalve bestuurders of gemandateerde bestuurders). Hierbij past de kanttekening dat het bestuur als taak heeft om niet de belangen van de ‘eigen achterban’ te bewaken maar de taak om het samenwerkingsverband als geheel en onvoorwaardelijk te dienen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het gevoerde beleid op verenigingsniveau en is daarop aanspreekbaar. Om die reden is het gebruikelijk dat binnen het bestuur de bestuursleden op gelijke voet optreden en elk 1 stem hebben; het bestuur heeft een eigen verantwoordelijkheid en opereert zonder last. Bij de ledenvergadering kan wel sprake zijn van verschil in stemverhouding omdat in dit orgaan elk lid juist ‘voor zichzelf’ mag spreken. Zie hierna. Besluit 5 11

Uitgangspunt is dat het bestuur bestaat uit 5 personen. In de beginfase bestaat het bestuur uit 7 personen met een goede afspiegeling van de leden (zie hierboven). Deze situatie duurt maximaal 3 jaar. Het bestuur komt binnen deze termijn met een voorstel naar de leden wanneer en hoe over te gaan naar 5 personen. Om te komen tot een eerste bestuur is hiervoor een transparante procedure vereist, de stuurgroep stelt een commissie samen uit de leden die hiermee wordt belast (leden die te kennen hebben gegeven zelf geen belangstelling te hebben voor een bestuursfunctie).

Onafhankelijk voorzitter? Een belangrijk element om tot zorgvuldige besluitvorming te komen binnen de vereniging betreft de rol van de voorzitter (van het bestuur en van de algemene vergadering). De voorzitter van de ALV is regisseur van het goedkeuringsproces en heeft als bijzondere taak erop te letten dat alle in het geding zijnde belangen aan bod zijn gekomen en dat een goede belangenafweging heeft kunnen plaatsvinden waarbij alle leden voldoende ruimte hebben gehad om hun inbreng te leveren. De voorzitter van het bestuur bewaakt de voortgang van het bestuurlijk proces en zorgt ervoor dat in overleg met de directie de juiste onderwerpen op het juiste moment op de agenda komen. Ook bewaakt hij/zij het besluitvormingsproces en de monitoring op de uitvoering door de directie; hij/zij zorgt ervoor dat integriteit en kwaliteit in de besluitvorming is geborgd. De voorzitter van het bestuur is ook de voorzitter van de algemene vergadering. Conclusie: Gelet op de cruciale rol van de voorzitter is het goed dat in de startfase de voorzitter geen dubbele pet op heeft, namelijk het voorzitterschap en daarnaast afgevaardigde namens het eigen schoolbestuur. Er zijn dan 2 keuzes mogelijk: -externe onafhankelijke voorzitter op basis van kwaliteitsprofiel; -interne onafhankelijke voorzitter zonder stemrecht (het betreffende schoolbestuur vaardigt iemand anders af naar de algemene vergadering en de voorzitter heeft ook in het bestuur geen stemrecht en is daar alleen technisch voorzitter). Een onafhankelijke voorzitter van buiten op basis van een kwaliteitsprofiel heeft op dit moment de voorkeur omdat er ook geen schijn van belangenvermenging kan zijn. In deze variant kan elk lid tot zijn recht komen in de vergadering en waakt de voorzitter over de kwaliteit van de besluitvorming, zonder dat hij ook maar de schijn tegen heeft. Besluit 6 Besloten wordt om te starten met een onafhankelijk voorzitter van buiten, zonder stemrecht, op basis van een transparante benoemingsprocedure 12

(profielschets, sollicitatieprocedure, selectiecommissie). De voorzitter wordt voor maximaal 3 jaar benoemd waarna een evaluatie volgt van deze constructie.

Besluitvorming In de statuten dient geregeld te worden hoe de besluitvorming gaat verlopen. De besluitvorming moet goed zijn geregeld voor het geval (hopelijk bij hoge uitzondering) dat de schoolbesturen het niet eens zijn over een te nemen belangrijk besluit binnen het SWV. De strategisch belangrijke besluiten worden genomen door de algemene vergadering (ALV), want dat is het orgaan dat het ondersteuningsplan, de begroting en het jaarverslag goedkeurt. De besluitvorming binnen de ALV is gericht op het bereiken van consensus. Indien de voorzitter concludeert dat dit niet haalbaar is, kan worden gekozen voor consent; dat wil zeggen dat het besluit kan worden genomen zolang niemand overwegende bezwaren tegen het besluit heeft (in plaats van er hartelijk mee eens te zijn). Voor het geval een schoolbestuur wel overwegende bezwaren heeft zal een stemming noodzakelijk zijn om tot een meerderheidsbesluit te komen. Mogelijke varianten: - Elk lid heeft 1 stem; - Elk lid heeft 1 stem en per 200 leerlingen een extra stem; - Elk lid heeft 1 stem, per 200 leerlingen een extra stem met aftopping van grote schoolbesturen (bv vanaf 1000 ll een extra stem per 500 ll). - Meerderheid aantal leerlingen + meerderheid aantal schoolbesturen - Meerderheid aantal leerlingen + ten minste 2 schoolbesturen in categorie tot 500 ll. Besluit 7 Besloten wordt om als uitgangspunt consensus te nemen, daarna consent. Voor het geval dat er ook dan nog geen besluit genomen kan worden moet er een meerderheidsbesluit tot stand komen. Dan geldt de variant meerderheid aantal leerlingen en meerderheid aantal aanwezige leden (schoolbesturen). Deze variant waarborgt dat niet alleen de grote schoolbesturen (meerderheid aantal leerlingen) het voor het zeggen hebben maar dat ook de kleinere schoolbesturen nodig zijn om tot een meerderheid te komen (meerderheid aantal schoolbesturen). Bij leerlingen gaat het om ingeschreven leerlingen op de (speciale) basisscholen in de regio en leerlingen die uit de regio staan ingeschreven bij een so-bestuur dat lid is van de vereniging.

Mediation en geschillenregeling

13

Indien een schoolbestuur zich niet kan of wil neerleggen bij het genomen meerderheidsbesluit in de ALV en bijvoorbeeld van mening is dat het ernstig wordt benadeeld door dit besluit is sprake van een geschil. De statuten dienen een bepaling te bevatten dat een schoolbestuur in geval van geschil zich kan wenden tot de landelijke arbitragecommissie die de Minister gaat instellen en die een voor alle schoolbesturen in het SWV bindende uitspraak doet. De arbitragecommissie zal toetsen of de ALV het betreffende besluit in redelijkheid kon nemen, en of een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Ee nadeel van arbitrage is dat het winnaars en verliezers oplevert en dat de onderlinge verhoudingen in het SWV onder druk komen te staan. Een mogelijkheid is om mediation op te nemen als eerste middel dat wordt ingezet in geval van geschil. Partijen verplichten zich dan om onder leiding van een mediator het geschil op te lossen en de gang naar de arbitragecommissie op te lossen. Indien mediation niet tot een bevredigend resultaat leidt heeft het schoolbestuur de mogelijkheid zich alsnog te wenden tot de landelijke arbitragecommissie. Besluit 8 Besloten wordt om in de statuten op te nemen dat in geval van geschil eerst de mediationroute bewandeld moet worden (inspanningsverplichting) voordat een schoolbestuur zich wendt tot de arbitragecommissie. Mediation is gericht op een win/win-situatie voor beide geschilpartijen en biedt meer mogelijkheden om interventies te doen op communicatieniveau.Bij mediation wordt bovendien het geschil niet uit handen geven aan een derde maar wordt onder leiding van een deskundige procesbegeleider geprobeerd partijen zelf het geschil te laten oplossen. Medezeggenschap Het samenwerkingsverband heeft 1. een verplichte MR. Dit vloeit voort uit het aangenomen wetsvoorstel. Indien het samenwerkingsverband geen personeel in dienst heeft wordt het een lege MR; De MR fungeert als een personeelsraad en gaat over het personeelsbeleid van het samenwerkingsverband. 2. een ondersteuningsplanraad (OPR). De Wet Medezeggenschap op Scholen is hierop van toepassing; personeel en ouders/leerlingen zijn daarin evenredig vertegenwoordigd. De MRen van de afzonderlijke scholen vaardigen leden af voor de OPR (1 persoon kan ook meerdere MRen vertegenwoordigen, eventueel op GMR-niveau). De leden van de OPR moeten wel ouder/personeelslid zijn van de school maar hoeven niet uit de MR afkomstig te zijn (toezegging Minister in de Eerste Kamer). De OPR kent een beperkt takenpakket: het al dan niet verlenen van instemming aan het ondersteuningsplan. De OPR moet niet te groot zijn om effectief te kunnen overleggen. Uitgaande van ca 26 schoolbesturen ligt het voor de hand om op bestuursniveau tot een invulling te komen. Elk 14

schoolbestuur wordt in de gelegenheid gesteld om een personeelslid of een ouder te leveren waardoor de OPR op maximaal 26 leden komt. Er wordt een lijst opgesteld waarbij wordt bepaald welk schoolbestuur een ouder levert en welk schoolbestuur een personeelslid. Het betreffende schoolbestuur gaat in overleg met de (G)MR om een vertegenwoordiger te kunnen presenteren aan het samenwerkingsverband. De samenstelling van de OPR vindt in voorjaar 2013 plaats zodat er dan een OPR in oprichting is. Met deze OPR moet ook het medezeggenschapsreglement worden vastgesteld. Voor 1 februari 2014 moet de OPR instemming verlenen aan het concept-ondersteuningsplan. De stemverhoudingen binnen de OPR is een zaak van de OPR waarbij het wel voor de hand ligt dat de stemverhoudingen binnen de ALV weerspiegeld wordt in de stemverhoudingen binnen de OPR. Naar verwachting zal de OPR ca tweemaal per jaar vergaderen, eenmaal om instemming te verlenen aan het ondersteuningsplan/begroting en eenmaal informatief om op de hoogte te blijven van de voortgang van het beleid. De directeur van het SWV zal gemandateerd worden om het overleg met de OPR te voeren namens het bestuur van het SWV. Besluit 9 Elk schoolbestuur draagt ervoor zorg dat vanuit zijn Mr-en (GMR) een kandidaat wordt voorgedragen naar de Ondersteuningsplanraad (OPR). In het voorjaar 2013 wordt gestart met het inrichten van een voorlopige OPR die meegenomen wordt in de planontwikkeling van het nieuwe SWV (zoeken naar draagvlak voor te nemen besluiten). Met de voorlopige OPR wordt ook het medezeggenschapsreglement vastgesteld. In najaar 2013 wordt de voorlopige OPR omgevormd tot de definitieve OPR. De OPR dient instemming te geven op het ondersteuningsplan. De OPR kan niet groter zijn dan het aantal leden. Gestart wordt met 26 leden (13 schoolbesturen leveren een ouder en 13 schoolbesturen leveren een personeelslid, aan te wijzigen door de MR-en van deze schoolbesturen. Op termijn zal de OPR minder leden tellen, vanwege de beoogde slagvaardigheid.

Dagelijkse leiding De dagelijkse leiding van het SWV ligt bij een directeur op basis van een ruim mandaat van alle schoolbesturen. Dit betekent dat de directeur als gemandateerd uitvoerend bestuurder optreedt. Het houdt in dat geen bevoegdheden aan de directeur worden overgedragen, want de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden gebeurt onder (eind)verantwoordelijkheid van het bestuur. Er wordt een profiel opgesteld waaraan de directeur van het SWV 26-05 dient te voldoen. Er zal een bestuurscommissie ingesteld moeten worden die een sollicitatieprocedure voorstelt aan de schoolbesturen en vervolgens na akkordering hiermee aan de slag gaat. Het is zaak dat uiterlijk 1 augustus 2013 de directeur of directie (afhankelijk van benodigde fte) benoemd is,

15

zodat tijdig met de voorbereiding van het ondersteuningsplan 2014 kan worden gestart. Besluit 10 In voorjaar 2013 wordt een bestuurscommissie ingesteld die voorstellen ontwikkelt voor profielschets/sollicitatieprocedure en na akkordering door de ALV de procedure ter hand neemt zodat per 1 augustus 2013 een directeur benoemd kan worden (streefdatum). De bestuurscommissie ontwikkelt ook voorstellen voor aard dienstverband, bekostiging directiefunctie (vanaf 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014), de werktijdfactor, het takenpakket en besteedt aandacht aan de positie van de huidige coördinatoren. De bestuurscommissie kan worden benoemd zodra de vereniging als rechtspersoon een feit is. Directeurenoverleg Er wordt een intern orgaan ingericht waarin alle scholen participeren met 1 lid. Dit lid dient een ‘vaste’ persoon en eindverantwoordelijk schooldirecteur te zijn (of een ‘vaste’ persoon uit de leiding van de school) met een (onder)mandaat welke het mogelijk maakt dat deze persoon de school in het overleg vertegenwoordigt. De directeur van het SWV is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering van het beleid van het SWV. Daarvoor maakt de directeur gebruik van de input welke de leden van het directeurenoverleg vanuit de betreffende school (derhalve niet persoonlijk of per locatie) aanleveren. Het directeurenoverleg is voor de directeur van het SWV een adviserend orgaan. Het directeurenoverleg wordt tevens ingericht voor het creëren van draagvlak. Besluit 11 In de statuten wordt opgenomen dat er een directeurenoverleg wordt ingericht dat adviserend is voor de directeur en waarin de uitvoering van het beleid wordt afgestemd met de scholen. Nader moet worden uitgewerkt wat de rol is van het directeurenoverleg en de omvang van dit directeurenoverleg.

16

Bijlage 1 Deelnemende schoolbesturen (met vestigingen in de regio) 24702 40350 40690

Ver Chr Nat Sch Ond Stg Montessori Onderwijs SPCOL

3433EH 3995AH 3360AB

Nieuwegein Houten Sliedrecht

Stg. SO Midden Ned. Stg Monton Stg PCPO Groene Hart Ver v PC PO TriVia Stichting Fluenta Stg O2A5

Prins Hendriklaan 27 Korenmolen 2 Postbus 80 Professor Bronkhorstlaan 22 Postbus 195 Postbus 80 Postbus 80 Weverstede 33 Postbus 59190

40908 41226 41286 41439 41528 41638

3723MB 7500AD 3360AB 3360AB 3431JS 3008PD

VGPO-WN ROBIJN OOH Stichting Gewoon Speciaal Kath Scholenstg FECTIO Stichting Jenaplanschool Stg Samwsch Everdingen Stg Kath PO Nieuwegein Stg Samenw Nieuwegein Stichting Lek en IJssel

s-Molenaarsweg 1 Postbus 474 De Haag 2-1 Postbus 80 Postbus 353 Televisiebaan 106 Graaf Florisstraat 6 Prins Hendriklaan 27 Postbus 7107 Postbus 377

2401LL 3430AL 3993AW 3360AB 3990GD 3402VH 4121EL 3433EH 3430JC 3400AJ

Bilthoven Enschede Sliedrecht Sliedrecht Nieuwegein Rotterdam Alphen Aan Den Rijn Nieuwegein Houten Sliedrecht Houten Ijsselstein Ut Everdingen Nieuwegein Nieuwegein Ijsselstein Ut

41646 41792 41866 41879 43318 59867 59893 61517 77651 77975

17

Bijlage 2 SO-schoolbesturen met leerlingen uit gebied 26.05

Naam

Plaats

Gemeente

De Pels

Utrecht

Utrecht

nr bg

Naam bevoegd gezag

37598 Stg. De Pels

Prof Fritz Redlschool

Utrecht

Utrecht

48856 Stg Fritz Redlschool

De Brouwerij

Ede Gld

Ede

41210 Stg SGM De Brouwerij

Yulius Onderwijs

Barendrecht

Barendrecht

85256 Yulius Onderwijs

Berg en Boschschool

Bilthoven

De Bilt

40908 Stg. SO Midden Ned.

Berg en Boschschool

Houten

Houten

40908 Stg. SO Midden Ned.

Ariane De Ranitz

Utrecht

Utrecht

41388 De Kleine Prins

Utrechtse Buitenschool

Utrecht

Utrecht

41388 De Kleine Prins

Dokter CP v Leersumsch

Zeist

Zeist

41178 Stg Dr C.P. v Leersumsch

C. P. van Leersumschool

Veenendaal

Veenendaal

41178 Stg Dr C.P. v Leersumsch

Rafaelschool voor zmlk

Utrecht

Utrecht

62662 Stg PC Ond te Utrecht

De Waterlelie

Cruquius

Haarlemmermeer

85775 SEIN

Pr Wilhelminasch v ZMLK

Utrecht

Utrecht

62662 Stg PC Ond te Utrecht

ZMOK Sch Dr Dqr M Houwer

Amersfoort

Amersfoort

41208 Stg Onderwijsgroep Amersfoort

Meerklank

Zeist

Zeist

41496 Stg OB Ondw Rijn-en Heuvelland

De Pionier

Duivendrecht

Ouder-Amstel

41448 Stichting de Bascule

Zonnehuisschool

Zeist

Zeist

30866 Stg Zonnehuizen Kind en Jeugd

Herderscheeschool

Utrecht

Utrecht

41400 Stg OPO Utrecht

De Cirkel

Gorinchem

Gorinchem

41396 Logos

18

Bijlage 3 Overzicht besluiten bestuurlijke inrichting Besluit 1 Op grond van bovenstaande overwegingen wordt gekozen voor het verenigingsmodel en niet voor het stichtingsmodel. Besluit 2 Er wordt gekozen voor een coöperatieve vereniging en ‘werkende weg’ te bezien of en wanneer de coöperatie gevuld gaat worden. De coöperatie wordt er een met ‘uitgesloten aansprakelijkheid’. Besluit 3 Op grond van bovenstaande overwegingen wordt gekozen voor het bestuur/directiemodel. Het bestuur heeft een toezichthoudende rol. De directie is gemandateerd uitvoerder. Besluit 4 Het nieuwe bestuur krijgt de opdracht in 2013 een samenhangend toezichtskader vast te stellen en ter goedkeuring aan de ledenvergadering voor te leggen. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs te voldoen aan de eisen van Policy Governance; de PG-principes kunnen wel behulpzaam bij het vormgeven van het toezichtskader. Besluit 5 Uitgangspunt is dat het bestuur bestaat uit 5 personen. In de beginfase bestaat het bestuur uit 7 personen met een goede afspiegeling van de leden (zie hierboven). Deze situatie duurt maximaal 3 jaar. Het bestuur komt binnen deze termijn met een voorstel naar de leden wanneer en hoe over te gaan naar 5 personen. Om te komen tot een eerste bestuur is hiervoor een transparante procedure vereist, de stuurgroep stelt een commissie samen uit de leden die hiermee wordt belast (leden die te kennen hebben gegeven zelf geen belangstelling te hebben voor een bestuursfunctie). Besluit 6 Besloten wordt om te starten met een onafhankelijk voorzitter van buiten, zonder stemrecht, op basis van een transparante benoemingsprocedure (profielschets, sollicitatieprocedure, selectiecommissie). De voorzitter wordt voor maximaal 3 jaar benoemd waarna een evaluatie volgt van deze constructie. Besluit 7 Besloten wordt om als uitgangspunt consensus te nemen, daarna consent. Voor het geval dat er ook dan nog geen besluit genomen kan worden moet er een meerderheidsbesluit tot stand komen. Dan geldt de variant meerderheid aantal leerlingen en meerderheid aantal aanwezige leden (schoolbesturen). Deze variant waarborgt dat niet alleen de grote schoolbesturen (meerderheid aantal leerlingen) het voor het zeggen hebben maar dat ook de kleinere schoolbesturen nodig zijn om tot een meerderheid te komen (meerderheid aantal schoolbesturen). Bij leerlingen gaat het om ingeschreven leerlingen op de (speciale) basisscholen in de regio en leerlingen die uit de regio staan ingeschreven bij een so-bestuur dat lid is van de vereniging. 19

Besluit 8 Besloten wordt om in de statuten op te nemen dat in geval van geschil eerst de mediationroute bewandeld moet worden (inspanningsverplichting) voordat een schoolbestuur zich wendt tot de arbitragecommissie. Mediation is gericht op een win/win-situatie voor beide geschilpartijen en biedt meer mogelijkheden om interventies te doen op communicatie-niveau.Bij mediation wordt bovendien het geschil niet uit handen geven aan een derde maar wordt onder leiding van een deskundige procesbegeleider geprobeerd partijen zelf het geschil te laten oplossen. Besluit 9 Elk schoolbestuur draagt ervoor zorg dat vanuit zijn Mr-en (GMR) een kandidaat wordt voorgedragen naar de Ondersteuningsplanraad (OPR). In het voorjaar 2013 wordt gestart met het inrichten van een voorlopige OPR die meegenomen wordt in de planontwikkeling van het nieuwe SWV (zoeken naar draagvlak voor te nemen besluiten). Met de voorlopige OPR wordt ook het medezeggenschapsreglement vastgesteld. In najaar 2013 wordt de voorlopige OPR omgevormd tot de definitieve OPR. De OPR dient instemming te geven op het ondersteuningsplan. De OPR kan niet groter zijn dan het aantal leden. Gestart wordt met 26 leden (13 schoolbesturen leveren een ouder en 13 schoolbesturen leveren een personeelslid, aan te wijzigen door de MR-en van deze schoolbesturen. Op termijn zal de OPR minder leden tellen, vanwege de beoogde slagvaardigheid. Besluit 10 In voorjaar 2013 wordt een bestuurscommissie ingesteld die voorstellen ontwikkelt voor profielschets/sollicitatieprocedure en na akkordering door de ALV de procedure ter hand neemt zodat per 1 augustus 2013 een directeur benoemd kan worden (streefdatum). De bestuurscommissie ontwikkelt ook voorstellen voor aard dienstverband, bekostiging directiefunctie (vanaf 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014), de werktijdfactor, het takenpakket en besteedt aandacht aan de positie van de huidige coördinatoren. De bestuurscommissie kan worden benoemd zodra de vereniging als rechtspersoon een feit is. Besluit 11 In de statuten wordt opgenomen dat er een directeurenoverleg wordt ingericht dat adviserend is voor de directeur en waarin de uitvoering van het beleid wordt afgestemd met de scholen. Nader moet worden uitgewerkt wat de rol is van het directeurenoverleg en de omvang van dit directeurenoverleg.

20

notitie-bestuurlijke-inrichting-swv-26-05-def2.pdf

notitie-bestuurlijke-inrichting-swv-26-05-def2.pdf. notitie-bestuurlijke-inrichting-swv-26-05-def2.pdf. Open. Extract. Open with. Sign In. Main menu.

121KB Sizes 0 Downloads 65 Views

Recommend Documents

No documents